Stephen Willats
Stephen Willats is een conceptuele kunstenaar die sedert de jaren zestig pioniert met ideeën over de rol en positie van kunst, met thema’s die vandaag alomtegenwoordig zijn, zoals communicatie, sociaal engagement, participatie of co-creatie en zelforganisatie.
Willats kon zich niet vinden in het op-een-object-en-persoonlijkheid-gebaseerde idee over kunst. Het canon van kunstenaars en kunstwerken dat rondging in de geesten van die tijd had zich te ver losgezongen van de samenleving, vond hij. Kunst die over het hoofd van het publiek keek, boven de hoofden van het publiek gemaakt en getoond, interesseerde hem weinig. Het inspireerde hem ook matig.
Het verloop van zijn oeuvre lijkt een op een tijdlijn waarop de verschillende werken in feite getuigenissen of resultaten zijn van een onderzoek van de relaties tussen mensen, gebouwen en stedelijke gebieden. Willats gebruikt methoden uit de cybernetica zoals feedback en de controle over de informatiestromen binnen biologische en mechanische systemen. Uit de cybernetica distilleerde hij ook zijn esthetisch vocabularium, werkmethode en vormelijke model. Willats noemde zichzelf eerder een conceptuele designer, om zijn werk als kunstenaar te duiden, wat toen vooral als praktische gebruiksvoorwerpen of tools bekeken werd. Het publiek moest kunnen ingrijpen in zijn werken, het naar eigen believen en smaak kunnen aanpassen, zoals bijvoorbeeld het geval was met Variable Sheets & Optical Shift Dress (1965); stoffen met abstracte en gekleurde afdrukken, die schier eindeloze configuraties en reproducties konden vormen, naargelang de persoon die het als kledingstuk droeg, wie hij ontmoette en wat hij wilde communiceren in de context van een bepaald moment. In 2000 bracht hij de volledige reeks samen in het boek Multiple Clothing: Designs 1965-1999, Wild Open Kind Sexy.
Zijn eerste werken zoals het doek Democratic Surface (1961), de architecturale module Organic Exercise No. 1 Series 2 (1962), Organic exercise No. 3, Tower block Drawing (1962) en Colour Variable No.3 (1963) waren experimenten of uitnodigingen voor participatie en co-creatie van het publiek; de passant die het werk kon wijzigen, en bijvoorbeeld, bij wijze van feedback of commentaar, een nieuw kunstwerk uit het bestaande kon creëren.
In 1965 richtte hij het magazine Control op; een vehicle om informatie uit te wisselen tussen kunstenaars, die issues uit de ruime samenleving op een betekenisvolle manier in hun werk wilden betrekken. Sindsdien publiceerde het magazine al werk en teksten van meer dan 150 kunstenaars zoals John Latham, Roy Ascot, Anthony Benjamin, Dan Graham, Mary Kelly, Helen Chadwick, Tony Cragg, Dennis Adams, Lawrence Weiner, Anish Kapoor, Martha Rosler en Jeremy Deller. Het magazine was bedoeld als informatiebron en hulpmiddel; open source software avant la lettre.
Willats richtte zich naar het non-conformisme en zelfbeschikkingsrecht van uiteenlopende subculturen. Over heel Europa zette hij projecten op in verschillende steden, met bewoners van sociale woonblokken, buurtcomités of entiteiten die we nu middenveldorganisaties zouden noemen.
In het Social Resource Project for Tennis Clubs (1971/72) bracht Willats op zijn ondertussen typische procesmatige manier verschillende, onafhankelijk van elkaar functionerende clubs samen. Het was de bedoeling om groepen met een verschillende sociale, economische en fysieke samenstelling met elkaar in contact te brengen. Dit gebeurde door middel van een gemeenschappelijke en procesmatige stroom van informatie-uitwisseling in een gedeeld kunstproject. In 2022 vond een re-enactment van het project plaats vanuit de schoot van de Nottingham Trent University, een instituut voor Kunst en Design waar Stephen Willats les gaf.
Met The Kids are in the Streets (1982) liet hij de 18-jarige Paul Rogers zijn perspectief op de toenmalige rellen in Brixton (Londen) geven, aan de hand van foto’s die Willats nam, graffiti van de plek, en teksten en commentaar van de jongeman. Wat het is om in een uitzichtloze en door werkloosheid geteisterde buurt en woonblok te leven? Waar trekken jongeren zich aan op in een grootstedelijke omgeving? Het werk werd een evenwichtsoefening tussen het sociale woonblok (Brandon Estate) en het nabijgelegen skatepark, dat voor de jongeren symbool stond voor hun verzet tegen wat toen hun dagelijkse realiteit was.
Pat Purdy and the Glue Sniffers’s Club (1981/2) was een project over het no-man’s-land, vlakbij de Avondale-woonblokken. Are you Good Enough for the Cha Cha Cha? (1982) over een Londense punk club was een soortgelijk project, waarin het kunstwerk werd samengesteld op basis van de interieurs van de woonst van de betrokkenen en de objecten die voor hen een grote persoonlijke waarde hadden. Het resultaat houdt het midden tussen een collage en een document uit een archief.
De mensen waarmee Willats werkt, krijgen een symbolische functie in zijn werk. Voor het publiek worden het prototypes of stereotypen uit de mainstream van dat moment. In The Doppelganger (1984) laat hij, op voorzet van de betrokkenen, een makelaar, een ambtenaar en winkelbediende, een andere maatschappelijke rol aannemen. Ze doen dit op zowel een vestimentaire als een psychologische en emotionele manier. Het resultaat waren collages waarop bijvoorbeeld de makelaar in de rol van een marxistische, eerder anarchistische skinhead kroop.
Stephen Willats verlegde de focus van het object naar de mens als centrale figuur in zijn werk, zoals bijvoorbeeld in de film People in Pairs, Avenue des Champs-Elysées Paris uit 2009. Welke beelden kiezen zij om hun leefwereld weer te geven? Hoe beelden ze zich een andere, al dan niet betere wereld in? Die verkregen datastroom toont hij op tentoonstellingen zoals Macro to Micro in Modern Art Oxford in 2000, of The Welfare State in MHKA in 2015, of in Stephen Willats: Languages of Dissent in het Migros Museum für Gegenwartskunst in Zurich (Zwitserland) in 2019. Ze zijn het resultaat van de stroom van informatie, die Willats vaak al in de jaren zeventig had opgestart, gaande van collages, tekeningen, schilderijen, bouwmodules, kinetische lichtbakken of besturings-en controlepanelen van machines, waarvan de kunstmatige intelligentie doorheen de tijd door de mensen zelf aangebracht en gemanipuleerd werd. Het participatieve element blijft steeds centraal staan. De datastroom die hij creëert vraagt steeds opnieuw verdere invulling van het publiek, op de plek en het moment waarop het werk getoond wordt.
DE