Raoul van den Boom
Raoul Van den Boom: all that Jazz
Raoul Van den Boom studeert grafische vormgeving aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar hij bevriend raakt met onder meer Cel Overberghe en Wannes Van de Velde. Ze vormen al vlug een dixieland-orkest en treden op in het ontbolsterende nachtleven op de Stadswaag en nabij het Conscienceplein. Wegens gebrek aan talent - zegt hij zelf - geeft Raoul Van den Boom er al vlug de brui aan. Uit financiële nood leent hij een fototoestel van een vriend en begint de Jazz-artiesten rondom hem te fotograferen. De bijval die hem te beurt valt effent de weg naar een internationale carrière als muziekfotograaf. Gesteund door journalisten als Johan De Roey en de flamboyante Johan Anthierens krijgt hij de kans om buitenlandse reportages te maken. Zo fotografeert hij Duke Ellington en John Coltrane tijdens hun optreden in Düsseldorf.
Tijdens de vroege jaren 1960 ontstaan op de Stadswaag in Antwerpen de eerste jazzcafés. Het zijn donkere kroegen die verlicht worden met kaarsen, zoals De Gard Sivik en De Paardestal. Iedereen uit de plaatselijke scène mag er komen spelen, echter voor zeer weinig geld, vaak zelfs gratis. Raoul Van den Boom gedijt mee met de avant-garde die tijdens die jaren de Scheldestad overspoelt. Ook het artistieke milieu - met kunstenaars als Panamarenko en Wout Vercammen - doorkruist zijn beeld. Hij legt zich bijna uitsluitend toe op stemmingsfoto’s, nooit of zelden maakt hij studiowerk of opdrachten voor de commerciële industrie. Een van zijn handelskenmerken is zijn snelheid. Hij fotografeert, ontwikkelt en drukt af binnen de tijdspanne van een dag. In een interview zegt hij hierover: “Als fotograaf heb je je verantwoordelijkheid: de mensen geven je hun vertrouwen, hun tijd, en zeker hun geld. Daar moet je iets voor teruggeven, en liefst zo snel mogelijk.”
Zijn eerste donkere kamer heeft hij ‘gewonnen’ met pokeren. Hij speelt in die tijd met collega-fotograaf Herman Selleslaghs. Nadat hij eerst zijn volledige huishuur verliest, wint hij kort nadien driemaal een paar duizend frank in een week. Met dat geld koopt hij alles wat hij als beginnend fotograaf nodig heeft - onder meer een Hasselbladt. Nadien heeft hij naar eigen zeggen nooit meer gepokerd.
Over zijn tijdgenoten uit de flowerpower-periode zegt hij dat de meesten te ‘hard’ hebben geleefd en vaak ’s nachts niet hebben geslapen. Ze hebben een zwaar en onregelmatig leven geleid, overgoten door drank en drugs. Als fotograaf kan Raoul Van den Boom zich deze levensstijl niet permitteren. “Ik had de tijd niet om lang in café’s te blijven rondhangen, want ik moest er ’s morgens alweer staan. Als fotograaf moet je een vaste hand hebben en nog belangrijker, een helder hoofd.” In het milieu waarin hij zich begeeft gaat het er anders aan toe. De artiesten gaan drie avonden werken, daarna gaan ze vier dagen feesten. Pluk de dag was in die tijd de dagelijkse stemming.
Toch slaagt de fotograaf er in om steeds te kunnen doen wat hij zelf wil en het beste kan: fotograferen. Door zijn goede contacten en vriendschappen wordt hij gevraagd voor festivals als Jazz Middelheim, Rock Werchter en Jazz Bilzen, en voor optredens van onder meer Duke Ellington, James Brown, Pink Floyd en zelfs het eerste optreden van The Beatles in Nederland.
In 1967 maakt hij in New York een portretreeks van de Japanse beeldend kunstenares Yayoi Kusama. De vijf foto’s, afgedrukt op bariet, bevinden zich thans in de collectie van het M HKA.
Een van zijn meest bekende foto’s is zijn zwart-wit portret van Chet Baker, dat gekocht werd door een advocaat in Düsseldorf. Wie in het kantoor op minder dan een meter afstand van de foto komt, krijgt via een sensor de muziek van de legendarische trompettist te horen.
Context-nota: de portretreeks Yayoi Kusama van Raoul Van den Boom behoort tot de collectie van de Stichting Gordon Matta-Clark, die thans beheerd wordt door het M HKA. Wanneer Gordon Matta-Clark in 1978 op 35-jarige leeftijd sterft, wordt de Stichting Gordon Matta-Clark (1979-1985) opgericht om Office Baroque, het enige nog bestaande ‘cutting’-werk van de kunstenaar, te redden van de sloop. Vele kunstenaars schenken werk aan de Stichting. Helaas mislukt de reddingspoging en het werk van verschillende kunstenaars wordt terug opgeëist. Sommige blijven achter hun schenking staan en hopen hiermee de oprichting van een museum van hedendaagse kunst in Antwerpen te steunen. Zo vormt de Stichting Gordon Matta-Clark een belangrijke link tussen het ICC en de uiteindelijke oprichting van het M HKA. De 182 werken van de Stichting liggen aan de basis van de M HKA-collectie en benadrukken de internationale solidariteit en het politieke draagvlak van de kunstenaars. Raoul Van den Boom hoort daar ook bij.