De Stadscollectie: IN/ZICHT
Ma collection, 1971
Ma collection is een diptiek waarvan beide kanten van de twee panelen werden bewerkt. In 1971 stelt Marcel Broodthaers Ma collection voor het eerst tentoon in de ruimte van de Wide White Space Gallery op de Kölner Kunstmarkt. Broodthaers is een contextueel kunstenaar, dit werk is een reflectie op de relatie tussen kunst en kunstmarkt. Op datzelfde moment wordt Broodthaers ook vertegenwoordigd door Michael Werner, die er zijn Section Financière toonde, met de ondertitel “Musée d’Art Moderne à vendre pour cause de faillite”. Met de Section Financière als allusie op eigen financiële moeilijkheden die hem zouden hebben genoodzaakt om zijn Museum te koop aan te bieden op de kunstmarkt en het publiek maken van zijn status als werkzoekende, leest Ma collection simpelweg als een curriculum vitae. Al zou het failliet in Keulen waarschijnlijk ook kunnen verwijzen naar een ideologisch failliet van het museale instituut.
In 1972 stelt Broodthaers het werk tentoon op een groepstentoonstelling genaamd Amsterdam, Paris, Düsseldorf, georganiseerd door het Guggenheim Museum New York. Broodthaers, die in 1970 van Brussel naar Düsseldorf verhuist, maakt deel uit van de Duitse sectie. Na zijn overlijden wordt het werk opgenomen in elke retrospectieve tentoonstelling.
Ondanks de grote zichtbaarheid, blijft het een enigmatisch werk. Een in het oog springend detail is het in rode balpen aangebrachte: “Klischee 1/1”. Op het rechter paneel (recto) zijn verkleinde zwart-wit foto’s van de omslagen van catalogi van Broodthaers met daaronder fig. 1, fig. 2, fig. 3, enzovoort. De lijst wordt herhaald. Het bovenste deel is het ontwerp voor de onderste pagina uit de catalogus van de desbetreffende kunstbeurs. Een cliché heeft een druktechnische betekenis, maar verwijst ook naar ‘iets dat al zo vaak gezegd is dat het niet veel meer betekent’. Maar een cliché is ook een belangrijk gegeven binnen de publiciteit en is ontworpen om verspreid te worden. Een kunstcriticus zal bijvoorbeeld ook clichés genereren om kunstenaars te promoten. Het is dit spel ten voeten uit dat Broodthaers opvoert met Ma collection.
Daarnaast herkennen we twee typische motieven: het portret van Frans dichter Stéphane Mallarmé en het gebruik van “fig.”. Het ene een beeld van een dichter, het andere een woord om een afbeelding aan te duiden als een illustratie binnen de context van een tekst. Ze begeven zich beiden tussen woord en beeld. Begonnen als boekhandelaar en dichter, treedt Broodthaers de kunstwereld binnen in de gedaante van een popart kunstenaar. Al snel grijpt hij echter terug op zijn vertrouwde wereld en plaatst hij zijn oeuvre in een historisch, literair perspectief. Hij gaat een actieve dialoog aan met een aantal voorgangers, zoals zeventiende-eeuwse fabelschrijver Jean de La Fontaine, beeldend kunstenaar René Magritte en de negentiende-eeuwse dichters Charles Baudelaire en Stéphane Mallarmé. In 1969 wijdt Broodthaers een hele installatie aan de laatste: Marcel Broodthaers à la Deblioudebliou/S Exposition littéraire autour de Mallarmé, Wide White Space Gallery, Antwerpen.
In een bijbehorende verklaring over het werk, verschenen in de catalogus van de tentoonstelling Amsterdam, Paris, Düsseldorf uit 1972, beschrijft Broodthaers Ma collection als een tautologisch werk met meer betekenis dan een postzegelverzameling. Met zijn musea had Broodthaers zich vooral toegelegd op het institutionele aspect van verzamelen, vanaf Ma collection begint er een meer inwaartse beweging waarbij hij zijn eigen parcours beeldend inzet om betekenislagen te doen toenemen. Catalogi en tentoonstellingsgerelateerde publicaties maken een actief onderdeel uit van de intertekstualiteit van Broodthaers’ artistieke praktijk, maar met Ma collection overstijgt Broodthaers ook het referentiële en komt hij dicht bij een ultiem zelfportret.
Met rode viltstift voegde Broodthaers toe “Cologne 71 M.B. … à l’occasion d’une foire sans importance …”