Panamarenko
Het feit dat Panamarenko thans buiten de stad woont en dichter bij de natuur leeft, heeft dit werk sterk beïnvloed. De sculptuur bestaat uit een vliegenier die op de rug een vleugelconstructie van zes en een halve meter spanwijdte draagt.
"Ja, dat is hier in de weiden van Michelbeke ontstaan. In een wei kunt ge ver lopen, en dat is gemakkelijk om op te stijgen. In de stad met die vleugels gaat dat niet, daar hebt ge een rugzakske met een motor nodig om loodrecht op te stijgen ..." - Panamarenko
De titel van het tuig verwijst naar de gelijknamige film van 1985, waarin een personage voorkomt dat ervan droomt om met zo'n opvouwbare vleugel te kunnen vliegen. De eerste tekening van het ontwerp krijgt als titel Brazil Ornitopter, wat op de vogelvlucht wijst. Het woord ornitopter is immers samengesteld uit het Griekse 'ornis' (vogel) en 'pteron' (vleugel).
Het apparaat wordt gedragen door een mannequin die is uitgedost als een officier van de Zuidelijke troepen tijdens de Amerikaanse burgeroorlog. Panamarenko ontwerpt de officier door vooreerst een houten skelet te maken, met een hoofd van cement dat hij slijpt naar zijn eigen beeltenis. Een grijze jas wordt met epoxy geïmpregneerd en vervolgens donkerblauw geschilderd.
De vleugel van polyethyleen film is aan een constructie van aluminiumbuizen bevestigd, die door middel van vier scharnierpunten in-of uitgeklapt kunnen worden. Op de vouwlijn van de vleugel heeft Panamarenko enkele stroken tape gekleefd, zodat dat wat voorgevormd is om goed te plooien ...
De piloot kan opstijgen zodra hij 40 km per uur loopt. Om hem daarbij te helpen, krijgt hij een kleine maar krachtige elektromotor op de rug, die hem met 12 kg voortduwt.
"Hierdoor kunt ge u met gesloten vleugels in gang lopen. Als ge constant met twaalf kilo in uw rug geduwd wordt, moet ge op een zeker moment de vleugel opentrekken. Die begint dan te liften en ... HOP! Dan zijt ge vertrokken, he! Ik denk dat ge na honderd meter moet kunnen opstijgen."
(bron: Hans Willemse en Paul Morrens, in: 'Copyright Panamarenko', 2005)